De kinderen in de groepen werkten:
- Individueel, in tweetallen, in groepjes, met de leerkracht.
- met materialen, met computerprogramma's, in methode boekjes, met kopieerbladen, met varia, met piccolo, met Montessori materialen.
- gericht op het ontvangen van instructie, het krijgen van een lesje, het geven van een lesje aan een ander kind, het verwerken van leerstof.
- aan cijferen, hoofdrekenen, concrete rekencontexten, abstracte rekensituaties, automatiseren, aan inzicht in concepten, symbolische rekenopdrachten.
- om te leren, te oefenen, te verwerken, te toetsen, te bewijzen.
Dit is de werkelijkheid voor de leerkrachten in de klassen. Een enorm energieke, gevarieerde leeromgeving waarin de leerkracht voor iedere afzonderlijke situatie het optimale en meest effectieve begeleidingsaanbod moet bepalen, met oog voor de zone van naaste ontwikkeling voor een optimaal leerproces waarin de leerling de vrijheid krijgt zichzelf te ontwikkelen.
Er zijn diverse modellen die zich richten op de reken-wiskundige ontwikkeling van kinderen, de ontwikkelingsstappen en de didactische handelingen die dar bij aan sluiten.
Het 4V-model is gebaseerd op de modellen:
- IJsbergtheorie van Frans Moerlands
- Het handelingsmodel uit het protocol ERWD
- De fases in de ontwikkeling functionele gecijferdheid.
- De taxonomie van Bloom.
- De taxonomie van Romiszowski
- Het Obit model voor diep en oppervlakkig leren
Het model stelt leerkrachten in staat de onderwijsleersituatie van het kind in te delen volgens zijn huidige ontwikkelingsniveau en vast tellen waar de zone van naaste ontwikkeling voor die specifieke leerling zich bevindt. De leerkracht kan dan vaststellen wat nodig is om te leerling te helpen zich te ontwikkelen naar het volgende niveau.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten